December 2016 - Met dit gedicht won ik de verkiezing om het Stadsdichterschap.
Oever van de stad
Ik sta in een regen die kuiltjes tikt
aan de ringdijk, dwaze dwingeland
goedmoedig van aard en aarde
de slaap gevat als een huilend kind
op een gruizig grijs hemelbed
in een polder vol plassen en poelen
ik ben geen wind, geen dijk, geen water
ik ben voeten en handen, oren, ogen
voor R-net, flat en minaret
gebroederlijk aan de rand gezet
voel de wind die scheert langs het
Schalkwijk waarover men schampert
maar waar ik dit vind – dit alles
waar Heer Weiland zich wijdt aan
zijn koeien, hun hoofden gebogen
als ik: klein van schaamte
geen vee te zijn waar zoveel vee is
geen gras waar groots het groen en
geen vleugels waar alles vogel
een hooggeschouderde reiger
speelt Bavo aan een Spaarnesloot
het klatert goud voor wie wil horen
hoe regen zachtjes kuiltjes tikt in het
Schalkwijk waarover men schampert
en mijn hart in mijn huis is gaan wonen